Partners is slime – De zin en onzin van contactlensvloeistoffen

We weten in dit covid-tijdperk inmiddels best wel wat van microbiologie, de verspreiding van microben en infectiekansen. Maar hoe zit het ook alweer precies bij het dragen van contactlenzen? Hoe kunnen microben overleven, zich vermenigvuldigen en welke rol speelt de aanslag (of slijmlaag) daarbij? Samen kunnen we de infectiekans op de cornea terugdringen. Maar hoe dan?

Hergebruik is hot in onze langzaam steeds duurzamer wordende samenleving. Maar voor contactlenzen ligt dat nét iets anders. Kijkend naar de laatste Eurolens Research enquête, gepubliceerd in januari 2022 in Contact Lens Spectrum, dan zien we dat wereldwijd ongeveer de helft van alle zachte lenspassingen met daglenzen is; 48% om precies te zijn, en dit zijn de 3-jaars voortschrijdende data. Dat betekent dat telkens het gemiddelde van de laatste drie jaar wordt genomen om variaties in de data uit te sluiten (het blijf immers een enquête). In Nederland is het aandeel daglenzen bij de aanpassing 35%. Traditiegetrouw is het aandeel daglenzen altijd wat lager geweest in Nederland, maar dat trekt wel enorm aan de laatste paar jaar. Let wel: dit zijn de gegevens van aanpassingen, niet van lensdagers.

Al met al is de conclusie dat de bulk van de lensdragers in Nederland dus nog steeds in de categorie ‘hergebruik’ valt. Dat wil ook zeggen dat er een evenredige hoeveelheid aandacht en zorg uit zou moeten gaan naar welke vloeistof bij welke lensdrager het beste past: een niet te onderschatten onderdeel van het dragen van contactlenzen. Net zo belangrijk, of misschien wel belangrijker, als bij de lenspassing zelf. Hier volgen, als een soort verlaat jaaroverzicht, in vogelvlucht de voor- en nadelen van verschillende lensvloeistoffen, en wat er nog meer bij komt kijken om het dragen van lenzen veilig te houden.

Hoesten

Wat voor de gebruiker best lastig is om te begrijpen, is het volgende dilemma van de contactlensvloeistof: een zachte lens bestaat voor grofweg 38% tot 70% uit water. Kortom, het DNA van een zachte lens is vooral water. Die moet gehydrateerd blijven, maar wel op een zo natuurlijk mogelijke manier omdat die op het delicate oogoppervlak moet worden geplaatst. Tot zover snapt de lensdrager het nog wel.

Maar als je de lens uitneemt en in een bakje legt, kunnen micro-organismen die zich onvermijdelijk aan of op de lens bevinden zich gaan vermenigvuldigen. En dan krijgt het oog de volgende ochtend bij het inzetten ‘de volle lading’. Vergeef me de onsmakelijke vergelijking: alsof iemand met corona je direct in je gezicht hoest. Je hoeft het dan nog niet te krijgen, die infectie, maar de kans daarop is wel sterk toegenomen.

Daarom zijn er dus desinfectievloeistoffen: die moeten vermenigvuldiging tegengaan. Hetzelfde ‘natje’, maar nu met een heel andere taak. Het liefst wil je die natuurlijk zo effectief mogelijk maken, maar dat wringt met de andere kant (het genoemde dilemma) van het zo neutraal en comfortabel mogelijk maken van het lensdragen. Samen in één vloeistof lijkt dus nog niet zo simpel.

Oxiderend

Vloeistoffen die dat slim hebben opgelost zijn waterstofperoxide of iodine povidonjodium (Povidone-iodine in het Engels) middelen: eerst behandelen met iets heel heftigs waarna je vervolgens de boel neutraliseert. Het mooie hiervan is dat deze vloeistoffen zelfs actief zijn tegen zeer resistente versies van microben, zoals bijvoorbeeld de Acanthamoebe-cyste. Het gevolg is wel dat er na de neutralisatie een vloeistof overblijft die helemaal niet meer desinfecteert. Gebruik je de lenzen dus een paar keer per week of minder, dan is dit niet de optimale oplossing. Voor specialistische lenzen (zoals scleralenzen en orthokeratologie) die dagelijks gebruikt worden, waarbij er een verhoogde kans op infecties is en/of waarbij we te maken hebben met een kwetsbaar oog, worden vaak deze effectieve vloeistoffen aanbevolen. Deze oxiderende vloeistoffen zijn zelfs effectief tegen SARS-CoV-2, al is dat niet onze grootste zorg in de contactlenspraktijk omdat dit virus geen ooginfecties kan veroorzaken voor zover we weten.

(Home) Alone

Bij de alles-in-een vloeistoffen zie je vaak de term ‘stand-alone’ test staan. In het kort komt het erop neer dat bij een stand-alone test de lens gewoon in de vloeistof wordt gelegd om te kijken wat hij doet: de bedoeling is een reductie van minimaal 99.9% (of 3.0 log) voor bacteriën en 90% voor schimmels en gisten. Voldoet de vloeistof hieraan, dan kan het een multipurpose desinfectievloeistof worden genoemd (MPDS). Daar kun je dus mee thuiskomen, met zo’n stand-alone test.

Wordt aan de criteria alleen voldaan mits er een ‘rub-and-rinse’ cyclus wordt uitgevoerd (mechanische reiniging van de lens op de hand plus afspoelen), dan voldoet deze vloeistof niet aan de ‘stand-alone’ test, en wordt het slechts een multipurpose vloeistof genoemd (MPS). Let wel: helaas niet alle micro-organismen, waaronder virussen en parasieten zoals Acanthamoebe, zijn opgenomen in de batterij aan criteria waaraan voldaan moet worden. Dat maakt het doorgronden van dit hele onderwerp er niet altijd makkelijker op.

Mechanisch

Voordeel van een mechanische reiniging van de lens op de hand is wel dat de aanslag van mucine en lipiden, een slijmlaagje eigenlijk, verwijderd wordt. In deze slijmlaag kunnen microben zich anders goed schuilhouden, en de slijmlaag kan ook een voedingsbodem zijn voor microben.

Maar, minder bekend, ook aan de binnenkant van de lenshouder kan zo’n slijmlaag zich vormen. Het is daarom belangrijk om lensdragers er bij hergebruik van lenzen op te wijzen dat de lenshouder óók mechanisch gereinigd moet worden. En dat de lenshouder, net als de lens zelf, regelmatig moet worden vervangen: minimaal elke 3 maanden, maar liever elke maand. Daarnaast moet de lenshouder dus elke dag droog gemaakt worden, en regelmatig handmatig met een tissue worden schoongewreven.

Fun

Een recent onderzoek uit Australië toont aan dat als er andere lenshouders gebruikt worden dan die bij de vloeistoffen worden geleverd, dit een risico geeft op een verhoogde groei van microben in de houder. Dit kan het risico op ontstekingsreacties (zoals rode ogen) verhogen, maar ook het risico op een cornea-infectie. Het gebruik van ‘fun’ lenshouders moeten we wellicht ook zien te beperken: ten eerste gaan mensen er langer mee doen vanwege de kosten en de ‘fun-factor’, en ten tweede zijn deze lenshouders zeker niet ontwikkeld met een zo optimaal mogelijke reductie van microben in gedachten. Verkoop van deze lenshouders buiten de optiekkanalen lijkt me sowieso geen goed plan, omdat daar helemaal geen toezicht en voorlichting is.

Partners

We zijn samen partners-in-crime als het om het zo veilig mogelijk maken van lensdragen gaat. En dat gaat om méér dan alleen de contactlensvloeistof. De kern van de zaak is dat allereerst een weloverwogen keuze gemaakt moet worden voor een concept; daglenzen zijn nu eenmaal veiliger voor het oog, en sluiten daarnaast elke vloeistofgerelateerde interactie uit als factor. Ook de keuze van vloeistof (MPS, MPDS of oxiderend) is een principiële, waar van tevoren over nagedacht moet worden. En externe factoren zoals de (vervanging van) de lenshouder en het minimaliseren van de slijmlaag op de lens en in de lenshouders is zeker geen onbelangrijk onderdeel van het geheel.

Het zit hem niet in de producten die we leveren als zodanig: die zijn goed (lenzen én de verschillende vloeistoffen; zie vorige bijdrage in Eyeline Winter 2021: ‘De Meeste Lenzen Deugen’). Maar het gaat om de keuze van de júíste producten voor die ene persoon in de stoel. Dat geldt ook voor de vloeistof, maar de vloeistof kan het niet alleen. Net als met veel andere dingen: als we dit gezamenlijk (lensdrager en lensaanpasser) aanpakken, kunnen we hier nog zeker nog stappen maken. Agatha Christie zou jaloers zijn op deze plot.

Referenties

Philip B. Morgan et al. International Contact Lens Presribing 2021. Contact Lens Spectrum Januari 2022 www.clspectrum.com/issues/2022/january-2022

Mark Willcox. From Research to Practice: Do Specialty Soft Contact Lenses Need Different Care? Winter 2022 www.softspecialedition.com/winter-2022.html